vrijdag 10 januari 2014

Periode1 Taalportret en woordenschat

Taalpotret
Hai, mijn naam is Savannah Benfield
Ik ben geboren in de hoofdstad van Nederland (dat is Amsterdam) ,om heel precies te zijn ben ik daar, in het ziekenhuis AMC geboren op 26 maart 1998.
Mijn moeder is in Nederland geboren mijn vader in Suriname, hoewel mijn vader Surinaams is, spreek ik het niet. Ik kan het wel een beetje verstaan.
Mijn moeder is niet helemaal Nederlands ,want haar moeder is een Jamaicaan
In Jamaica spreken ze Patwa en Engels. Ik kan alleen (Engels dat trouwens ook niet zo goed hoor) geen Patwa.
Ik spreek dus eigenlijk alleen Nederlands want dat is de taal die we thuis spreken.
Ik denk daarom ook gewoon in het Nederlands.
Droom in het Nederlands/Engels (het verschild)
Ik luister wel het liefste naar Engelstalig muziek ,BV van Bruno Mars, Beyonce, Rihannah, Alicia Keys ,Ariana Grande…..ik heb niet echt een favoriete artiest.  Nederlandse liedjes vind ik over het algemeen maar niks.
Mijn vrienden praten gewoon Nederlands met me al hebben ze een andere afkomst dan ik.
Als ik een taal graag zou willen leren zou het Spaans zijn ,omdat ik het een mooie taal vind.

Tot slot wil ik nog zeggen dat ik taal vooral gebruik om te communiceren, leren en begrijpen. En ik vind dat een goede manier is om taal te gebruiken.

Woordenschat periode 1
Erudiet: geleerdheid, gepaard met smaak en kritische zin. >Als hij zo door gaat met studeren word hij een echte erudiet
IJskrabberschouder=een pijnlijke schouder van iemand die de hele tijd ijs heeft zitten krabben> Hij heeft last van een IJskrabberschouder
cineast = filmmaker>vroeger droomde ik er altijd van om een cineast te worden
clementie = genade >Die soldaat kent geen clementie bij zijn werk
collisie = botsing>Het liep uit tot een grote collisie.
congruent = overeenstemmend >ze moesten met een congruent voorstel komen.
netelig = lastig >ze waren in een netelige situatie beland.
nivellering = (het) gelijkmaken, verkleinen van verschillen >om dingen op elkaar te laten lijken moet je goed zijn in nivellering.
ontluisterend = beschamend> hij gaf me een heel ontluisterend gevoel.
artificieus = sluw, listig >hij is een erg artificieus persoon.
bassesse = laagheid, gemeenheid >Rama!doe niet zo bassesse
bisbilles = gekibbel over een kleinigheid >Melissa en Siema zijn altijd aan het bisbillen.
convocatie = uitnodiging >we hebben een convocatie gehad voor de bruiloft van mijn moeders neef
concubinaat = het samenleven van een man en een vrouw zonder huwelijk >Glen en Rachel zijn een concubinaat stel.
cytologie = leer der levende cellen?> Op de middelbare school krijg je de leer van de cytologie
deballoteren = afwijzen bij stemming >sommigen kandidaten worden gedeballoteerd.
divageren = afdwalen> hou je hoofd er bij! Je divageert weer eens van het onderwerp
domesticatie = het temmen van wilde dieren tot huisdieren
eloquent = goedgebekt, welbespraakt>Jouw dochter is erg eloquent.
eidetiek = het inbeelden>eidetiek je er eens ,dat je op een tropisch eiland zit.
ferociteit = wildheid, woestheid
fytofaag = plantenetend
gremium = officiële groep mensen met een bepaalde taak
humoraal = de lichaamsvochten betreffend
idiosyncratisch = met een eigen, afwijkend karakter
afasie = het onvermogen te spreken
affectatie = een schijnbare gemoedsgesteldheid die niet met de werkelijkheid in overeenstemming is
allotria = dwaasheden
alluderen= spotten, stekelige toespelingen maken
anamnese = verslag van een patiënt over de voorgeschiedenis van zijn ziekte
apocrief = twijfelachtig
omineus = een (slecht) voorteken
bevattend, onheilspellend
peigeren = doodgaan
pernicieus = verderfelijk, kwaadaardig
prolegomena = inleidende opmerkingen
protrombine = bloedstollingsfactor
revoltant = weerzinwekkend, zeer stuitend
sforzando = sterker, aanzwellend
soterisch = zaligmakend, verlossend
somnambulisme = slaapwandelen
vigilant = waakzaam, wakker
voraciteit = vraatzucht
vivaciteit = levendigheid, opgewektheid
xantippe = feeks, helleveeg
xylografie = houtsnijkunst
zoöplastiek=de kunst van het opzetten van dieren >Jouw tante is heel goed in zoöplastiek.
zotisch = het leven betreffend
lasciviteit = wulpsheid
lucullisch = overdadig, weelderig (bijv. van een maaltijd)
matineus = gewend vroeg op te staan
myopie = bijziendheid
ney = muziekinstrument, een voorloper van de fluit
kwinkslag = grapje
symptoom = kenmerk
acquisitie = klantenwerving
bottleneck = knelpunt
dynastie = vorstenhuis
dividend = winstaandeel
oppositie = tegenpartij
kapoen     gecastreerde haan
loeder      gemeen persoon, naarling (meestal vrouwelijk)
oelewapper=waardeloos persoon, sufferd
veinzaard=huichelaar
lijzebet     =zeurkous
schoelje=schoft
schallebijter=loopkever » vlugge roofkever
fleemkous=vleier
filantroop=weldoener

fantoom=spook, angstaanjagend beeld





Geen opmerkingen:

Een reactie posten